Vroeger hield men dagboeken bij, kraste men een (harten)kreet of baldadigheidsleus in een boom of in een bankje, hing men een politieke partij aan, ging met demonstrerend de straat op met spandoeken of bezocht men trouw de kerk, vandaag de dag maakt bijna iedereen een statement middels een tatoegae oftewel met lichaamsgraffiti, waaraan je trouwens ook weer ziet hoe primitief de ontwikkelde, moderne mens diep in zijn hart en vlak onder de huid nog steeds is (immers, bijna alle ‘primitieve’ culturen beschilderen zichzelf).
Gisteren, in de sauna, zag ik een koppeltje lopen, van achteren. Zij had een enorme tattoo op haar slagroomkleurige schouder, felgekleurd. Ik kon niet zien of het Jezus aan het kruis was (al dacht ik wel: ‘Jezus, wat een enorme tattoo!’), een reusachtige vlinder of een draak. Zoals je van sommige mensen hun handschrift niet kunt lezen (met name van onderwijzers, parkeerwachters en artsen), zo kun je van sommige tatoeëerders hun ‘inktkrassen’ niet thuisbrengen…
Hij – al wat jaartjes ouder – liep met z’n ‘krat Amstel-lijf’ naast haar en had een heel klein minitattootje op z’n linkerschouder (zij droeg haar tattoo ook op haar linkerflank – lekker eensgezind).
Ik schoot spontaan in de lach: meneer had zich blijkbaar solidair met haar willen verklaren, een wit voetje bij haar willen halen of zich door haar laten overhalen en had ook een tattoo genomen, maar dan een Madurodamtattoo, heel bescheiden. Eigenlijk niks voor hem, maar vooruit, om te laten zien dat hij toch ook best wel stoer kan zijn, als het echt moet…
Wat een pleaser!
Daar liepen ze dan, zij aan zij, tattoo aan tattoo. David en Goliatha…